Dagboek november 2020


Sinds begin november ben ik in het bezit van een nieuwe microscoop. Het is een zogenaamde trinoculaire microscoop, wat betekend dat er naast de twee oculairen om doorheen te kijken nog een derde oculair is waarop een camera aangesloten kan worden. Met een adapter en wat moeite kan ik zo foto's maken van details van bijvoorbeeld muggenlarven om die (met hulp van specialisten) op naam te kunnen krijgen. In water uit de vijver zit natuurlijk ontzettend veel leven. Muggenlarven moet ik echt zoeken, want er wordt natuurlijk veel op ze gejaagd door andere dieren. Maar die muggenlarven zelf moeten ook eten, dus ook pantoffeldiertjes, raderdiertjes, eenoogkreeftjes en nog véél meer leven is via de microscoop te zien.



Op 14 november was ik hier in de avond weer eens mee bezig. Ik ging met mijn hoofdlampje op met een stel monsterpotjes naar buiten en schepje wat watermonsters uit diverse plekken van de vijver. Terug binnen ging ik achter mijn bureau met goed verlichting bekijken wat er in het water zat door het water in een Petrischaal uit te gieten met een wit blaadje eronder. Uit één van de potjes kwam een stukje kroos mee en daar zag ik iets op zitten. Door de vergrotende macrolens van mijn fotocamera zag ik dat het om een klein wespje ging waarvan ik een goede foto kon maken. Diezelfde avond heb ik de watermonsters weer terug in de vijver gegoten, waarbij ik ook het wespje weer vrij liet. Op een Facebook-groep over wespen plaatste ik vervolgens de foto met de vraag of iemand met de determinatie kon helpen. De specialist David Notton suggereerde Tiphodytes gerriphagus, waarop ik op internet op zoek ging naar informatie over de soort. Daarbij kwam ik erachter dat de soort nog niet gemeld was voor Nederland. Maar de suggestie van David kon niet met de enkele foto met zekerheid worden bevestigd.

De volgende dag ging ik met mijn kniebeschermers op de vijver af zoeken. Op zoek naar een wespje van 1.5 mm groot... Het heeft me ruim drie kwartier zoeken gekost, maar ik vond het diertje terug! Ongetwijfeld hetzelfde exemplaar, want eigenlijk is het volgens mij al erg laat in het jaar om deze soort nog tegen te komen, maar daarover zo meer. Ik kan na de terugvangst in ieder geval met enige moeite de kenmerkende structuren op de eerste twee tergieten vastleggen (zie de foto hieronder). Die kon ik zo mooi vergelijken met duidelijke tekeningen in een gedownload wetenschappelijk artikel over het genus Tiphodytes. Toen was ik dus zeker van de soort, nieuw voor de Nederland! Het exemplaar heb ik vervolgens naar de Nederlandse specialist Theo Peeters gestuurd die de determinatie heeft bevestigd.

  

Tiphodytes gerriphagus is dus een wespje met een lengte van 1.5 mm. De vrouwtjes leggen eitjes in de eitjes van schaatsenrijders (Gerridae). Dat verklaard ook de soortnaam van de wesp, phagos is Grieks voor "eter van" of voor Latijn "eten" of "voeden met". Alleen leggen schaatsenrijders hun eitjes in de zomer, dus dat ik dit wespje nog in november tegen kwam is waarschijnlijk een kwestie van heel veel geluk geweest!
Schaatsenrijders bevestigen hun eitjes aan waterplanten en een vrouwtje van Tiphodytes gerriphagus moet dan ook onder water haar eitjes leggen. Er is veel onderzoek gedaan naar de manier waarop dit wespje de eitjes van haar gastheer kan vinden, want dat is extra ingewikkeld als er een verschillend medium bij betrokken is. De wesp leeft in de lucht, de eitjes zitten onder water. De wesp kan de eitjes dus niet fysiek zien of waarnemen met haar antennes op basis van feromonen of vluchtige stoffen bijvoorbeeeld. In plaats daarvan is het waarschijnlijk zo dat de wesp de feromonen kan waarnemen die vrijkomen als een schaatsenrijder haar eitjes legt of die bij paring vrijkomen. Daarmee vind ze de plaats waar dit gebeurd is, maar dan volgt nog een zoektocht naar de eitjes onder water. Tijdens het zoeken naar de plaats waar eitjes zijn afgezet wordt door het vrouwtje Tiphodytes gerriphagus met de antennes op het wateroppervlak of op drijvende planten "getrommeld" en verdwijnt het wespje regelmatig onder water.

Dat Tiphodytes gerriphagus nu voor het eerst is vastgesteld voor Nederland wil waarschijnlijk niet zeggen dat de soort hier nieuw is of zeldzaam is. Zulke kleine diertjes worden nu eenmaal moeilijker waargenomen, dus de kans is groot dat de soort lange tijd over het hoofd is gezien. Komende zomer gaan in ieder geval Theo Peeters en ik nog eens goed opletten of we er meer van te zien kunnen krijgen.

Overigens vond een journalist die me belde over bovenstaande het blijkbaar indrukwekkender dat het diertje gedood is voor het vastleggen van de identificatie en daarmee het kunnen vaststellen van het voorkomen van de soort dan mijn enthousiaste verhaal en maakte daar een jammere titel voor het bericht van: "Voor Nederland unieke sluipwesp uit Beekse vijver is alweer dood" (alweer dood is trouwens een pleonasme).
Zie: www.gelderlander.nl/berg-en-dal/voor-nederland-unieke-sluipwesp-uit-beekse-vijver-is-alweer-dood~a1f61a1a/



Vandaag vond ik weer een nieuwe soort bladluizen voor de tuinlijst. En een mooie zeg... Prachtig bronskleurig! Uroleucon taraxaci, de 'Paardenbloemluis' zou je kunnen zeggen, maar de soort heeft geen Nederlandse naam. Wel een Engelse die ook heel goed past: Bronze-brown dandelion aphid.

Voor de duidelijkheid, ik vond deze bladluizen dus op Paardenbloem (Taraxacum spec). Ik zag later op waarneming.nl dat mijn waarneming de enige is die tot nu toe is ingevoerd en ik kan verder ook niets op internet vinden van waarnemingen in Nederland. Ik denk niet dat dit de eerste waarneming in Nederland is, maar er wordt duidelijk door bijzonder weinig mensen naar deze interessante groep insecten gekeken. Het is één van mijn favoriete groepen, dus ik zoek er juist vaak naar. Inmiddels heb ik al 54 verschillende soorten in onze tuin gevonden, waarvan een flink aantal specifiek gebonden zijn aan een bepaalde soort of familie planten. Met behulp van de plantnaam is via de geweldige website influentialpoints.com vaak vrij eenvoudig de soort luis te ontdekken, of juist te ontdekken waar je naar op zoek kan gaan! :)




Het is me niet in één keer gelukt, maar ik vergeef het mezelf. Wat een enorme takken kan de Boswilg (Salix caprea) in onze achtertuin in twee jaar vormen zeg. Eerst vanaf het dak van de schuur zo veel mogelijk van de misschien wel 4 meter hoge takken geknipt. Vervolgens de dikke takken bij de knot afzagen. Dat knotten doe ik op een manier die me door een ervaren heggenvlechter en bomenknotter werd voorgesteld. Niet knotten zoals je dat veel ziet bij wilgen langs slootjes, maar op zo'n manier dat de takken als het ware op een horizontaal vlak worden gezaagd. Zo ontstaat een vorm die voor meer biodiversiteit kan zorgen omdat tussen de 'vingers' zich organisch materiaal ophoopt en bijvoorbeeld andere planten kunnen gaan groeien. Het is wel altijd even slikken, zo'n mooi grote boom zo enorm terug snoeien waar in de zomer zo veel op leeft, maar als ik het niet doe wordt de boom véél te groot voor onze tuin.




Er zitten (natuurlijk) verschillende larven van muggen in de vijver. Bij muggen denkt bijna iedereen aan steekmuggen, maar er zijn er nog zo veel meer. Zo zijn er bijvoorbeeld schijfmuggen, spookmuggen en dansmuggen, die helemaal niet bij mensen steken. Van die eerste familie zijn de larven op het eerste oog wel als leden van die familie te herkennen. Ze zijn donker van kleur en hangen in rust meestal in een soort hangijzer-vorm. Het lukt niet bij alle muggenfamilies om tot soort te komen, maar bij de schijfmuggen lukt het wel, zij het met enige moeite. De benodigde details bevinden zich aan de onderkant en zijn erg klein. Om daar foto's van te kunnen maken plaats ik de larve in een héél klein beetje water op een objectglaasje. Vervolgens draai ik het glaasje ondersteboven en leg het op iets waarbij de larve in het water ondersteboven hangt. Zo kan ik foto's door het glas van het objectglaasje maken. De eerste twee foto's hieronder laten de soort Dixella autumnalis zien. Er is een andere soort die er bijzonder veel op lijkt (D. aestivalis). Het verschil zit in de plek waar de zogenaamde subspiraculaire haren zijn ingeplant. Op de tweede foto hieronder gaat het om de twee haren die vlak naast elkaar staan, linksonder. Bij D. aestivalis staan beide haren ingeplant in een soort verstevigd plaatje. Dat is bij bij de larve op de foto niet het geval, dus gaat het om D. autumnalis.

Een larve die er op eerste oog hetzelfde uit ziet was een andere soort die ik veel tegenkom bij het bekijken van schijfmug larven, Dixella amphibia. Deze is redelijk gemakkelijk te herkennen aan de donkere, min of meer T-vormige structuur tussen de kammetjes op meerdere segmenten.

     



Het was weer eens wat anders, naar buiten in het donker, op zoek naar diertjes, terwijl het ontzettend vochtig was. Nog maar net buiten, op het terras op mijn knieeën met mijn kniebeschermers aan zag ik iets aparts. Ik had al eens eerder een landplatworm in de tuin gevonden, dus ik wist eigenlijk wel meteen dat dit er ook eentje was, maar deze was toch anders... De eerdere landplatwormen die ik heb gezien waren van de soort Donkere landplatworm (Microplana terrestris), een donkerbruin diertje. Maar deze was nogal anders... Blauwe vlekjes..? Huh? Dus na het maken van een paar foto's ging ik snel naar binnen om op internet te zoeken naar wat dit kon zijn. Ik had vrij snel gevonden dat dit Marionfyfea adventor moest zijn. Met een hele rij oogjes langs de kop die op de tweede foto hieronder te zien zijn (klik op de foto om te vergroten in een nieuw venster).

  

Marionfyfea adventor is een zogenaamde exoot, oorspronkelijk afkomstig uit Nieuw Zeeland (!) Pfff.. Hoe komt zo'n diertje nou in onze tuin terecht? Met een lengte van 1 cm zal zo'n diertje toch geen enorme afstanden kunnen afleggen. Wij hebben zelf absoluut geen materiaal uit Nieuw Zeeland in de tuin, maar van de buren in omringende tuinen durf ik dat zeker niet te zeggen. Er wordt nogal gesleept met planten over heel de wereld. Met de invoer van olijf-bomen in kuipen komen allerlei dieren mee zoals mieren die hier invasief zijn en spinnen die zich hier kunnen vestigen. Linke soep!

Hoe dan ook, de waarneming van Marionfyfea adventor was wel bijzonder, het was de derde waarneming voor Nederland en de eerste twee waren beide in 2012, dus al best een tijd geleden. Een specialist van Stichting EIS kam dan ook graag even naar het diertje kijken en nam het mee waarna er door Roy Kleukers van diezelfde stichting mooie videobeelden van werden gemaakt. Later werd het ook nog Insect van de Week, al zijn landplatwormen geen insecten, maar wel ongewervelden waar Stichting EIS (European Invertebrate Study) zich mee bezig houd.



Al met al weer een bijzondere vondst voor de tuinlijst!



En weer een nieuwe tuinsoort! Het is achteraf altijd een beetje lastig te zeggen de hoeveelste het was, want er veranderd tussendoor wel eens iets. Zo ontvang ik lang na het invoeren van een waarneming wel eens een correctie of kom ik er later achter dat ik iets nog niet had gedetermineerd of ingevoerd.
Hoe dan ook, op moment van schrijven staat de vandaag als nieuwe soort gevonden springstaart Sminthurides malmgreni op plek 1335! Ik kwam ook weer de schattige en echt héél kleine Sminthurides aquaticus tegen. Op de laatste foto hieronder staan ze allebei. Al is het niet de beste foto, het is toch aardig in te schatten hoe klein S. aquaticus is als je weet dat S. malmgreni 0.6 mm groot is...

     



Terug naar dagboek index Terug naar homepage